Tjeerd kwam naar Achlum om daar eerst als knecht van de plaatselijke 'grofsmid' Eke Langius te werken en later met de dochter van de baas te trouwen.
Hoe deze Eke Langius als smid in Achlum is belandt, is niet helemaal duidelijk. Zijn vader Pieter was timmerbaas in Arum. Als oudste zoon had hij zijn vader daar kunnen opvolgen, maar blijkbaar is hij naar Achlum gegaan, wellicht ook eerst in de leer als knecht bij de smid.
In de Quotisatiekohieren 1749 komt in Achlum een Rommert Pieters voor als Meestersmit met de vermelding: 'bestaat gemeen' (gezin 4 volw en kind).
Huwelijksakte Franekeradeel, 1818
Man: Tjeerd Roelofs van der Velde
Vrouw: Engeltje Ekes Langius
Datum: 30 april 1818 Akte nr. 5
Overlijdensakte Franekeradeel, 1872
Aangiftedatum 4 november 1872, akte nr. 87
Tjeerd Roelofs van der Velde, overleden 2 november 1872, oud 80 jaar,
weduwnaar
De Russen in Achlum (uit: Geschiedenis van Achlum, Klaas van der Pol Drachten 1987, blz 83 e.v.)
Het was in 1817 dat een legeronderdeel van Russische soldaten, ter grootte van 75 man in Achlum en Hitzum ingekwartierd is geweest. Dat weten we uit de overlevering van één der bewoners en uit de schriftelijke verantwoording van de burgemeester van Franerkeradeel. De rekening bevindt zich in het archief van de gemeente.
Nog geen twee jaar nadat de fransen de oorlog tegen geheel Europa hadden verloren, verscheen hier een russisch legeronderdeel, niet wetende, of althans voorgevende dat zij niet wisten, dat de oorlog was afgelopen. Het russische volk had zich geheel voor deze oorlog ingezet. Niet alleen in Midden-Europa hadden zij de Fransen verpletterend verslagen, maar zij waren ook in zuidelijk en noordelijk Europa uitgezworven.
Zo werden in Achlum en Hitzum 75 paarden en manschappen met enkele stukken geschut ingekwartierd. Dit was een aantal dat niet bij één enkele boer ondergebracht kon worden. Er moeten meerdere boeren zijn geweest die hiermee lastig zijn gevallen. Het was ook geen kleinigheid een aantal vreemde soldaten die je niet kon verstaan op je erf te hebben. Het was ook nog in het koude jaargetijde, in februari en maart, geen tijd om de paarden in het weiland te laten lopen. Beschutting tegen vorst, regen en wind was belangrijk omdat de dieren wel eens nat van het zweet waren en daardoor gevoelig voor kouvatten.
Aan de Schapetille (Smidstille) woonde in die dagen de smid Van der Velde. Er was reeds meer dan een eeuw een boerderij gevestigd. Het is aan de zuidzijde van de brug, het pand dat met de voorzijde geheel tegen de oprit van de brug staat. Aan de brugzijde, wat later de woonkamer werd, was het smedrij met een werkplaatsdeur aan de voorzijde. Dit is zo tot 1925 gebleven toen aan de overzijde van de brug een nieuwe smedrij is gebouwd.
Voorheen was dit pand ook reeds bij de smedrij, maar het was alleen een loods voor opslag van materialen. Daarnaast had de smid er een hok voor een varken voor eigen consumptie, een paar kippen en een hok voor een paar duiven.
Nu zaten die duiven veel op de dakgoot van de smedrij. Hier woonde de baas die hen voerde. Bovendien zaten ze zo in de luwte, beschut tegen de westelijke en zuidwestelijke winden.
Het toeval wil dat er ook duiven zaten toen de Russen door het dorp reden. De duiven waren hoefgekletter van paarden wel gewend, daarvoor verlieten zij hun plaatsje op de dakgoot niet. Eén der russische soldaten had echter een sabel in de hand. Hiermee ritste hij de duiven van de smid van de goot. De gevolgen bleven niet uit want enkele lieten het leven erbij en andere waren gewond. De smid kon niet anders doen dan smartelijk toezien en trachten de schade zoveel mogelijk te beperken.
Dat zoiets kon gebeuren begreep de smid niet. Het liet echter wel zoveel indruk achter dat het anderhalve eeuw daarna nog steeds aan het nageslacht werd doorverteld. De laatste dochter Sietske te Diever weet het met verve te vertellen."