De
geschiedenis van Achlum |
De laatste smid, Eke van der Velde, knecht Jan en dochter Sytske |
|||||||||||||||||||||
De smids Van der Velde |
||||||||||||||||||||||
|
De Russen in Achlum en HitzumDoor Klaas van der Pol opgetekend uit de mond van Sietske van der Velde in Diever We kunnen tegenwoordig geen krant opslaan, geen gesprek voor de radio of televisie horen of de Russen komen erin voor. In de meeste gevallen wordt er in negatieve zin over dit volk gesproken. Niet nader gepreciseerd of hier het gehele volk, dan wel haar leiders mee wordt bedoeld. In ieder geval moeten we toegeven dat in veel gevallen het volk de zwarte piet wordt toegeschoven. Genuanceerd denken is ons in veel gevallen vreemd. Want waarom zou de doorsnee rus ander en slechter zijn dan de mensen van het westen! Zonder het communisme, dat de lakens in het huidige Rusland uitdeelt te verheerlijken, weten we dat er eens een tijd is geweest dat onze voorouders de Russisiche soldaten met veel genoegen naar hier hebben zien komen. Wat hiervan bekend is weet men vooral in de dorpen Achlum en Hitsum in de gemeente Franekeradeel. Het
was in 1817 dat een legeronderdeel van Russische soldaten,
ter grootte van 75 man in Achlum en Hitzum ingekwartierd
is geweest. Dat weten we uit de overlevering van één
der bewoners en uit de schriftelijke verantwoording van
de burgemeester van Franerkeradeel. De rekening bevindt
zich in het archief van de gemeente. Nog geen twee jaar
nadat de fransen de oorlog tegen geheel Europa hadden
verloren, verscheen hier een russisch legeronderdeel,
niet wetende, of althans voorgevende dat zij niet wisten,
dat de oorlog was afgelopen. Het russische volk had zich
geheel voor deze oorlog ingezet. Niet alleen in Midden-Europa
hadden zij de Fransen verpletterend verslagen, maar zij
waren ook in zuidelijk en noordelijk Europa uitgezworven. Vandaar
dat zij vanuit Noord Europa in Achlum aankwamen. Het
geheel bestond uit 75 paarden manschappen en enkele
stukken geschut. Of dit allemaal soldaten waren, moeten
we betwijfelen. Uit eigen ervaring weten we van na de
laatste wereldoorlog, toen de canadese en engelse
soldaten hier wachtten op hun demobilisatie, dat zich
avonturiers bij hen voegden die hand en spandiensten ten
behoeve van de manschappen uitvoerden en tegelijk genoten
van de gastvrijheid en de bescherming van de soldaten.
Zij hadden onderdak, slaapgelegenheid en proviand waar
geen moeite voor behoefde te worden gedaan. Het
is niet aan te nemen dat het toen anders was als thans.
Het leger was reeds lange tijd op weg en wie weet waar
zij reeds op genoeglijke wijze waren onthaald. In een
modern leger staan de afzonderlijke legeronderdelen door
radioverbindingen met elkaar in contact. En alzo met de
hoofdmacht waarvan zij de bevelen ontvangen. In onze
dagen zou het onderdeel veldartillerie reeds lang bevel
hebben gekregen waar zij zich naartoe moesten begeven. In
die tijd waarover wij thans spreken was de verbinding
slechts mogelijk door een ordonnans te paard. Waar moest
een ordonnans van een vreemd leger zijn mensen in Noord
Europa vinden? Door het ontbreken van nadere bevelen kon
het onderdeel door de landen waar zij doortrokken
geholpen en verzorgd, de demobilisatie een poosje
uitstellen. Er
werden in Achlum en Hitzum 75 paarden en manschappen met
enkele stukken geschut ingekwartierd. Dit was een aantal
dat niet bij één enkele boer ondergebracht kon worden.
Er moeten meerdere boeren zijn geweest die hiermee lastig
zijn gevallen. Het was ook geen kleinigheid een aantal
vreemde soldaten die je niet kon verstaan op je erf te
hebben. Het was ook nog in het koude jaargetijde, in
februari en maart, geen tijd om de paarden in het weiland
te laten lopen. Beschutting tegen vorst, regen en wind
was belangrijk omdat de dieren wel eens nat van het zweet
waren en daardoor gevoelig voor kouvatten. De uitrusting van man en paard was gebaseerd op lange tijd in het vrije veld verblijven. Dat was bij ons in het leger tot 1940 ook zo. Na de tweede wereldoorlog werd alles geheel gemotoriseerd. Iedere ruiter had voor dit verblijf buiten de bewoonde wereld leren tassen aan het zadel, waarin een stel ondergoed, een paar schoenen, sokken, een zakje naaigerei, poetsmiddelen voor het paard en ruiter. Ook had hij een zakje haver voor het paard en eetgerei van de man aan het zadel. De bewapening bestond uit een karabijn en een lange sabel die opzij langs het paard hing. Nu is die sabel het onderwerp waardoor hun aanwezigheid in Achlum bewaard is gebleven. Aan de Schapetille (Smidstille) woonde in die dagen de smid Van der Velde. Er was reeds meer dan een eeuw een boerderij gevestigd. Het is aan de zuidzijde van de brug, het pand dat met de voorzijde geheel tegen de oprit van de brug staat. Aan de brugzijde, wat later de woonkamer werd, was het smederij met een werkplaatsdeur aan de voorzijde. Dit is zo tot 1925 gebleven toen aan de overzijde van de brug een nieuwe smederij is gebouwd.
Voorheen was dit pand ook reeds bij de smederij, maar het was alleen een loods voor opslag van materialen. Daarnaast had de smid er een hok voor een varken voor eigen consumptie, een paar kippen en een hok voor een paar duiven. Nu zaten die duiven veel op de dakgoot van de smedrij. Hier woonde de baas die hen voerde. Bovendien zaten ze zo in de luwte, beschut tegen de westelijke en zuidwestelijke winden. Het
toeval wil dat er ook duiven zaten toen de Russen door
het dorp reden. De duiven waren hoefgekletter van paarden
wel gewend, daarvoor verlieten zij hun plaatsje op de
dakgoot niet. Eén der russische soldaten had echter een
sabel in de hand. Hiermee ritste hij de duiven van de
smid van de goot. De gevolgen bleven niet uit want enkele
lieten het leven erbij en andere waren gewond. De smid
kon niet anders doen dan smartelijk toezien en trachten
de schade zoveel mogelijk te beperken. Dat zoiets kon
gebeuren begreep de smid niet. Het liet echter wel zoveel
indruk achter dat het anderhalve eeuw daarna nog steeds
aan het nageslacht werd doorverteld. De laatste dochter
Sietske te Diever weet het met verve te vertellen. Dat
een soldaat op dat moment een sabel in de hand had, is
niet vreemd. Dat weten we uit eigen ervaring. De
dienstplicht vervullende bij het paardevolk zaten ook wij
ons, wel bij een lange tocht, die voor een groot deel
stapvoets werd afgelegd, te vervelen. Af en toe gingen we
weer iets anders in het zadel zitten en namen we wel eens
de scherpe sabel uit de schede en sloegen daarmee takjes
van de bomen. Tenminste als er geen sneeuw op de takken
lag, want dan kreeg de man achter je de volle laag.
Vanzelfsprekend protesteerde deze dan hevig. Maar
de Het
is tegelijk niet het enige bewijs dat een russisch
legeronderdeel hier ingekwartierd geweest is. Dat nu
juist niet. Want in het gemeentearchief van Franekeradeel
bevindt zich een verantwoording van de burgemeetser van
die dagen dat hij in 1817 een bedragvan fl. 198,90 heeft
betaald voor de inkwartiering van het Russische leger. Na
de oorlog tegen Frankrijk was er door de toenmalige
regering bepaald dat de plaatselijke overheid, de
gemeenten dus, medewerking moest verlenen aan
vriendschappelijke krijgslieden, die zich op het
grondgebied bevonden, zodat zij op een vlotte wijze naar
huuis terug konden keren. Hierdoor had de burgemeetser er
bemoeienis mee. Maar hij bleef met een kater zitten, want
een gemeente had bijna geen eigen financiële middelen.
Elke verbetering, in die dagen, aan wegen en bruggen
bijvorbeeld, moest worden omgeslagen over de bewoners,
meestal zij die er gebruik van maakten. En dat waren
vooral de boeren. Niemand
had hier belang bij het inkwartieren van een
legeronderdeel van een vreemde mogendheid. Het had alleen
maar overlast bezorgd. Haar toch moest de burgemeester
maar zien zich te redden. En dat heeft hij gedaan, en
zich tegelijk verantwoord, want in het archief ligt:
"Een staat van pretensiën wegens Cafeneringskosten
van de gendarmerie en Douanes, alsmede van aankoop ents
van dragonders en arteleriepaarden en Transportkosten en
verteringen van het russische leger". Er waren 75
paarden en het bedrag dat hij hiervoor betaald had was f
198,90. Uiteraard eerst door of namens de gemeente,
maar hij moest het terug hebben. Daardoor is het
schrijven voorzien van een voetnoot waar staat: "De betaling is geschied 10 . 3 . 1817 bij personele omslag over de ingezetene dezes dorpe".[1] Dat
zullen dan de boeren zijn geweest want: de registratie
van de bewoners was nog maar pas op gang gekomen,
waardoor men nog niet wist waar ieder woonde. Het was
toch wel wat anders dan thans, een anderhalve eeuw later.
Nu roept ieder die iets op touw wil zetten om subsidie
van de overheid terwijl de overheid toen geen geld had om
het noodzakelijke uit te laten voeren. De
Russen zijn na enkele dagen vertrokken. Vanzelfsprekend
niet in westelijke richting want dan kwamen ze in de
Waddenzee terecht. Nederland had zijn vrijheid terug. De
Achlumer smid bezat een geschiedenis met de duiven.
[1]
Archief gemeente Franekeradeel no. 954 |
|||||||||||||||||||||
Tondeldoos Tjeerd Roelofs van der Velde |
||||||||||||||||||||||
Verder > < Terug naar overzicht Families ©Klaas van der Pol, Drachten 1987 - VanderVelde.Net |